Snowboards zijn er in allerlei soorten en maten. Er bestaan verschillende shapes en elke shape past weer bij een bepaald type rijder en sneeuwconditie. Als je van bovenaf op een snowboard neerkijkt, dan zie je dat elk snowboard hierin een vorm heeft. Dit noemen we de shape van het board.
Hieronder leggen we uit wat een “twin”, “directional” of “directional-twin” shape is, en bij welk type board het hoort.
Twin betekent dat het board compleet symmetrisch is. Als je een twin snowboard doormidden zou zagen, dan heb je twee exact dezelfde stukken.
Twin snowboards worden vaak gereden door personen die houden van freestyle of all-mountain-freestyle. Omdat het board aan beide kanten gelijk is, kun je hier eenvoudiger mee switch rijden (met je andere been voor).
Directional staat voor een board dat in principe gebouwd is om maar één kant (direction) op te gaan. Uiteraard kan men ook met een directional board switch rijden. Dat vergt wel wat meer ervaring, en soms past de snowboarder ook z’n binding stance aan.
All-mountain en freeride snowboarders kiezen vaak voor een directional board. Dit type snowboarders rijdt namelijk bijna altijd maar één kant uit. Een directional board is beter geschikt om te carven, snelheid te maken en poeder te rijden. Een uitzondering vindt men in het freestyle. Veel top halfpipe snowboarders gebruiken een directional snowboard omdat de boards met hun stijvere flex en camber constructie heel veel grip hebben, en ze daarmee heel precies kunnen aansturen op de enorm harde wanden van de halfpipe.
Er bestaan ook all-mountain boards in een directional-twin shape. De nose is net iets langer dan de tail en de binding inserts zijn gecentreerd. De flex is voor en achter hetzelfde, twin dus.